Revelation of John 6

1) toen het Lam

Grieks hote; dat is, toen, waarvoor anderen lezen hori; dat is, dat, en past de zin dan ook wel.

2) ‚‚n van de zegelen geopend had,

Dat is, het eerste van de zegelen, gelijk terstond daarna een uit de dieren; dat is, het eerste, gelijk blijkt uit Openb. 6:3,5,7; ene Hebreeuwse wijze van spreken; zie Gen. 1:5; Matth. 28:1.

Re 6.3,5,7 Ge 1.5 Mt 28.1

3) Kom en zie!

Gelijk een van de vier en twintig ouderlingen, Openb. 5:5, den apostel vertroost heeft, als hij weende, omdat niemand werd gevonden, die dit boek met zijn zegelen kon openen, zo komt nu een ander van de vier dieren, en vermaant den apostel tot naarstige opmerking van hetgeen na de opening der zegelen zal volgen, gelijk ook de andere drie elk op hun beurt zullen doen; opdat alles met orde en vrucht in deze verschijningen, die hier in de hemelen worden vertoond, mocht voortgaan.

Re 5.5
4) En ik zag, en ziet,

Sommigen verstaan, bij de gezichten, die op de opening van de vier eerste zegelen volgen, de vier heerschappijen, waarvan Dani‰l heeft geprofeteerd. Doch dit gevoelen wordt wederlegd uit hetgeen in Openb. 1:1, en Openb. 4:1, is gezegd, namelijk dat hier vertoond worden dingen die na dezen geschieden moesten, niet dan zodanige dingen die nu lang tevoren geschied waren. Die het nu van toekomende dingen verklaren, zijn ook van twee‰rlei mening. Enigen verstaan door de verschijningen die op de opening dezer zegelen vertoond worden, de veranderingen en zwarigheden, die het Romeinse rijk, van dezen tijd af tot de tijden van keizer Constantijn toe, die de eerste christen-keizer is geweest, zijn overkomen; zo namelijk, dat het witte paard met zijn overwinnende ruiter Christus zou betekenen, die gelijk hij nu reeds door zijn apostelen had begonnen, zo ook voortaan door andere getrouwe leraars de heidense afgoderij en andere ijdele godsdiensten zou onder den voet brengen, en het Romeinse rijk in dit stuk alzo in een geheel anderen staat herstellen. Het rode paard, de bloedstortingen en burgerlijke tweedracht, die in dit rijk onder verscheidene keizers zouden ontstaan. Het zwarte paard, de hongersnoden en dure tijden, die God tot een straf onder hen tot verscheidene malen heeft gezonden. Het vale paard, de zware pesten en andere vurige ziekten en sterften, die in dit rijk zouden voorkomen; en dat alles vanwege de vervolgingen, die zij tegen de christenen tot tien malen toe hebben verwekt. Waarop na de opening van het vijfde zegel, de zielen der gedode christenen voor God om wraak zouden roepen, die na de opening van het zesde zegel verhoord zijn voor God; na welken Constantijn is verwekt, die de tirannische keizers en vervolgers der gemeente Maxintius, Maximianus, Licinius en andere van huns gelijken heeft ten onder gebracht, den heidensen afgoden al hun aanzien benomen, en al hun dienaars tot de uiterste wanhoop gebracht. Dit gevoelen over dit hoofdstuk komt met de eigenschappen van deze gezichten, en met de geschiedenis van dien tijd, niet kwalijk overeen. Doch aleer hier eigenlijk van Christus, als een Lam dat geslacht is, wordt gesproken, dat met Zijn bloed Zijn gemeente heeft gekocht, en alleen gewag gemaakt wordt van vier dieren en vier en twintig ouderlingen, die alle voorgangers der gemeente van Christus zijn, gelijk in het voorgaande hoofdstuk verklaard is, zo is het wel zo gelofelijk, dat in deze en alle andere komende gezichten, gezien wordt op de veranderingen en zwarigheden, als ook vertroostingen, die de Kerk van Christus al de wereld door zouden overkomen, gelijk in het vervolg zal worden aangetekend.

Re 1.1 4.1

5) een wit paard, en Die

Hierdoor wordt de zuivere prediking van het Evangelie verstaan, welke Christus de koning der koningen, die dit paard regeert [gelijk hierna verklaard wordt Openb. 19:11, enz.], door de gehele wereld met de kracht van Zijn Geest, als met Zijn boog, gewapend zijnde, heeft verbreid, en allen tegenstand door Zijn dienaren heeft overwonnen, zo dat Hij, niettegenstaande de vervolgingen van de heidense en andere barbaarse of ketterse koningen in Oosten en Westen daarin de overhand heeft behouden.

Re 19.11
6) dat rood was; en dien,

Of ros. Grieks vurig rood. Hierdoor wordt geschikt verstaan de satan met zijn instrumenten; namelijk de heidense en Ariaanse keizers en koningen, die de gemeente van Christus met vervolgingen en bloedstortingen hebben vervuld. In welke tijden vele duizenden martelaren de waarheid van de leer van Christus met hun bloed hebben bezegeld, waarvan in Openb. 6:9 melding zal worden gemaakt.

Re 6.9

7) doden; en hem werd

Grieks slachten.

8) een groot zwaard gegeven.

Namelijk om daarmee de rechtzinnige christenen te doden of te onthalzen.

9) een zwart paard,

Hierdoor worden geschikt verstaan de valse leringen en ketterijen, die de satan met zijn instrumenten tegen de zuivere leer van het heilig Evangelie van dezen tijd aan heeft zoeken in te voeren, als daar zijn geweest de Cerinthianen, Ebionieten, Marcionieten, Maniche‰n, Samosatenianen, Arianen, Pelagianen en dergelijke anderen, die nochtans allen eindelijk door de getrouwe leraars en rechtzinnige synoden ten onder zijn gebracht.

10) een weegschall in zijn hand.

Hierdoor verstaan velen de heilige Schrift, die deze ketters wel hebben voorgewend, maar tot hun verderf hebben verkeerd, en naar hun menselijk vernuft hebben willen doen buigen; 2 Petr. 3:16.

2Pe 3.16
11) Een maatje tarwe voor

Het Griekse woord Choenix betekent een maat, die een mens nodig had om een dag te kunnen leven, en werd den slaven hun spijs daarmee uitgedeeld.

12) een penning, en drie maatjes gerst

Dit was de daghuur van een arbeider, gelijk te zien is Matth. 20:2,9,10; zodat daarmee geprofeteerd wordt, dat er zulk een duurte van granen zou komen, dat een man, om te kunnen leven, al zijn winst dagelijks daaraan zou moeten besteden. Waar hier nu eigenlijk van geestelijke spijs wordt gesproken, zo wordt hierdoor verstaan, de duurte van Gods zuiver woord, die in enige van deze tijden zou komen door de vervalsing en tirannie van enige dezer ketterijen, en door de slapheid en vreesachtigheid van vele leraars. Zie dergelijke figuurlijke wijze van spreken Amos 8:11.

Mt 20.2,9,10 Am 8.11

13) beschadig

Grieks verongelijkt.

14) de olie en den wijn niet.

Hierdoor wordt verstaan de grondleer der zaligheid, die de harten verkwikt en versterkt. En hiermee wordt te kennen gegeven, dat God nochtans altijd enige trouwe leraars, zelfs in deze duurte van Zijn woord zou verwekken, die de grondleer der zaligheid zouden verstaan, en de harten der uitverkorenen daarmee verkwikken en versterken, gelijk de kerkelijke histori‰n getuigen, dat in de zware tijden ook doorgaans is geschied.

15) een vaal paard, en die daarop zat,

Of bleekgroen, gelijk de bladeren zijn die verdorren. Waardoor verstaan worden de menselijke inzettingen en bijgelovigheden, waardoor de aangezichten worden versteld; Matth. 6:16, en de Kerk van Christus van haar gezonde leer allengskens beroofd, en de mensen van Christus' verdiensten tot hun eigene verdiensten, en tot andere middelaars en gronden der zaligheid, en hun verderf, worden vervoerd. Zie Matth. 15:8,9, en Matth. 23:14; Gal. 5:4; Col. 2:18. Welke superstiti‰n en menselijke inzettingen na deze ketterijen in de Kerk van Christus zijn ingebroken, en hebben den weg allengskens tot het anti-christendom geopend.

Mt 6.16 15.8,9 23.14 Ga 5.4 Col 2.18

16) de hel volgde hem na.

Of het graf.

17) met zwaard, en met honger,

Deze vier plagen zijn het, waarmee God de Israelieten dreigt; Ezech. 14:21. Zie ook Lev. 26:22, enz., die hier van de geestelijke plagen, die de satan door de superstiti‰n de zielen en het geweten der mensen aandoet, kunnen verstaan worden.

Eze 14.21 Le 26.22
18) onder het altaar de zielen

Namelijk die in het heilige in den tempel des hemels voor den troon Gods stond; gelijk Openb. 8:3, en Openb. 16:17 wordt uitgedrukt. Welk altaar Christus is, Hebr. 13:10; die zo genaamd wordt, omdat onze gebeden Gode niet aangenaam zijn, dan als die in Zijn naam gedaan worden, Joh. 16:23, en door Hem Gode geofferd; Hebr. 13:15. In de tegenwoordigheid van Christus dan, en als onder Zijn schaduw, gelijk David van den tabernakel spreekt, Ps. 27:5, en Johannes hierna, Openb. 7:16,17, hebben zich deze heilige zielen vertoond, welker lichamen tevoren gemarteld waren door de ongelovige Joden, heidenen en valse christenen; en dat deze heilige zielen bij Christus hun woning en troost hebben, blijkt klaarlijk uit 2 Cor. 5:8, en Filipp. 1:23, en hierna uit Openb. 7:15,16, enz.

Re 8.3 16.17 Heb 13.10 Joh 16.23 Heb 13.15 Ps 27.5 Re 7.16,17 2Co 5.8 Php 1.23 Re 7.15,16

19) gedood waren om het Woord Gods,

Grieks geslacht.

20) Hoelang, o heilige en

Grieks tot wanneer toe. Dit gebed komt niet voort uit enige wraakgierigheid, maar uit een heiligen ijver, die deze heilige Geesten tot de bevordering van Gods eer, en een begeerte, dat God Zijn rechtvaardigheid en hun goede zaak bekend make onder de mensen, gelijk David ook spreekt tot Saul, 1 Sam. 24:13, en Paulus van een vijand der Kerk van Christus, 2 Tim. 4:14, en wij allen tezamen, als wij bidden: verlos ons van den boze.

1Sa 24.12 2Ti 4.14
21) lange witte klederen gegeven,

Grieks Stolia; zie de aantekeningen daarvan Mark. 12:38. Namelijk die gewassen en wit gemaakt waren in het bloed des Lams, gelijk betuigd wordt Openb. 7:14; waardoor verstaan wordt de volkomene heiligmaking en overwinning dezer zielen door het bloed van Christus, en ook te kennen gegeven wordt hun heerlijkheid, die zij reeds in den hemel bezitten. Zie 2 Cor. 5:2,3.

Mr 12.38 Re 7.14 2Co 5.2,3

22) gedood zouden worden, gelijk als zij.

Namelijk door den antichrist en zijn dienaars, die kort daarna in de Kerk van Christus zouden opstaan, en door hun geestelijke heerschappij de gemeente van Christus verdrukken, en Zijn getrouwe getuigen vervolgen en doden, gelijk de heidenen, Joden en valse christenen tevoren hadden gedaan.

23) het zesde zegel geopend had,

Waarop gevolgd is de opkomst in het Oosten, niet alleen der Mohammedanen, maar vooral van den Roomsen antichrist in het Westen, die met een geestelijke tirannie zichzelf verheft boven al wat God genoemd wordt, en zichzelf in den tempel Gods voor een God op aarde uitgeeft; onder wie deze grote en verschrikkelijke veranderingen in de Kerk van Christus zijn geschied; namelijk dat de gehele stand derzelve als van zijn plaats is bewogen; dat Christus de Zon der gerechtigheid door den zak der menselijke inzettingen is verduisterd, de Kerk van Christus, die als de maan van Hem alleen haar licht ontvangt, met bloedige vervolgingen is vervuld en roodvervig geworden; dat de sterren, dat is, de herders en leraars, [gelijk Openb. 1:20 is verklaard] zijn van de hemel, dat is, van de hemelse en geestelijke zorg, tot aardse en wereldse vervallen; dat de hemel als in een rol zou wijken; dat is, dat de heilige Schrift en de hemelse leer van Christus, als een gesloten boek is geworden, en den lidmaten der gemeente verboden en ontnomen; dat eindelijk alle bergen en eilanden, dat is alle prinsen en volken voor zijn heerschappij zouden schrikken. Welke verklaring met de ervaring der geschiedenis wel overeenkomt, en dat dergelijke veranderingen in de Kerk en in de wereld door zulke figuurlijke wijze van spreken in de Schrift dikwijls verstaan worden, blijkt door de vergelijking van verscheidene plaatsen in het Oude Testament, waaruit deze plaats schijnt ontleend te zijn. Zie Jes. 13:10, en Jes. 34:4; Jer. 4:23; Ezech. 32:7; Jo‰l. 2:10. Anderen nochtans, die wat nader bij de letter blijven, voegen deze drie verzen bij de drie volgende, die over de zware straffen handelen, welke den vervolgers en verdrukkers ten uitersten dage zullen overkomen, gesteld tegen den troost, dien de martelaars reeds genieten, van welke straffen deze tekenen in hemel en aarde ook als voorboden door Christus worden gesteld; Matth. 24:29; Mark. 13:24; Luk. 21:25, enz.

Re 1.20 Isa 13.10 34.4 Jer 4.23 Eze 32.7 Joe 2.10 Mt 24.29 Mr 13.24 Lu 21.25
24) de koningen der aarde,

Namelijk die met hun aanhangers de gelovigen hier hebben verdrukt; zonder dat iemand, groot of klein, dienstbaar of vrij, van deze straffen zal vrij zijn, of verschoond worden. Want, gelijk in Openb. 6:14 de martelaars zijn vertroost, en belofte hebben ontvangen van nadere vergelding, als het getal van hun medebroeders zal zijn vervuld, van welken algemenen troost in Openb. 7 breder zal gesproken worden, zo worden hier ook hun verdrukkers in het algemeen gewaarschuwd omtrent de zware en ellendige straffen, die zij hebben te verwachten, indien zij zich niet bekeren.

Re 6.14
25) de grote dag Zijns toorns

Dat is, van de zwaardere straf, die God in Zijn rechtvaardigen toorn over hen zal brengen.

26) bestaan?

Grieks staan; gelijk Ps. 1:5.

Ps 1.5
Copyright information for DutKant